Gepubliceerd op 19-09-2018

Lende

betekenis & definitie

LENDE, v. (-n, -nen), het weeke deel der zijde (boven de heup) en het onderdeel van den rug, ter hoogte van den buik pijn in de lenden hebben; (fig.) iem. een stok in de lenden leggen, iem. de lenden smeren, hem afranselen;

— hij heeft op zijne lenden gehad, hij heeft slaag gehad:
— zich de lendenen omgorden, zich gereedmaken voor den strijd of den arbeid;
— hoog boven de aarde, om de lenden der bergen worstelt, woelt en geeselt de wind;
— in bijbeltaal vaak als zetel der voortteling: die uit de lendenen Abrahams voortgekomen zijn, hij was nog in de lendenen des vaders;
— (bouwk.) het middelste gedeelte van een gewelf tusschen de geboorte en den sluitsteen;
— (slag.) lendestuk van een rund dikke lende of harst, oven lende, rollende. LENDETJE, o. (-s), kleine rollende.