LES v. (-sen), onderricht, onderwijs les in dE muziek, in het teekenen geven, nemen, krijgen. hebben, enz.; hij geeft les in het Fransch; --hij praatte gedurig onder de les, terwijl er onderwijs gegeven werd;
— leering, voorschrift, raadgeving waarschuwing een boek vol wijze lessen; iem. goede lessen meegeven; dat zal eene goede les voor hem zijn;
— iem. de les lezen, hem scherp berispen;
— zijn les kennen, weten wat men zeggen moet in bepaalde omstandigheden (bv. als getuige in een geding);
— hetgeen men leeren moet, wat opgegeven wordt om te leeren eene les opgeven, leeren; zijne les opzeggen, opdreunen;
— (R.-K.) gedeelte der H. Schrift of van een heilige leven dat in de Mis of in het Brevier wordt gelezen, lectio. LESJE, o. (-s).