LEPELGANS, v. (...ganzen), (nat. hist.) andere naam voor de lepelaars;
...HAAK, m. (...haken), (geneesk.) een haak, die bij ’t steensnijden gebruikt wordt;
...KISTJE, o. (-s), lepeldoosje;
...KOST, m. voedsel, dat met een lepel genuttigd wordt;
...KRUID, o. lepelblad;
...REIGER, m. (-s), lepelaar;
...SLANG, v. (-en), jonge zwartbruine brilslang, op Java zóo geheeten, naar den lepelvormig uitgezetten hals;
...SPIJS, v. (...spijzen), lepelkost;
...STEEL, m. (...stelen), steel van een lepel; (fig.) iemands goed tot den laatsten lepelsteel verkoopen, alles verkoopen wat iem. bezit;
...STEUR, m. (-en), een steurvormige visch in den Mississippi, met lepelvormigen snuit, wordt tot 2 M. lang (polyodon falium);
...STOK, m. (-ken), steel van den laadlepel.