LENGEN, (lengde, heeft en is gelengd), (w. g.) verlengen, langer maken, uitrekken; (ook) aanlengen, dunner maken eene saus lengen;
— langer worden: de dagen beginnen reeds te lengen;
— aaneenbinden van de netten, bij de steurharingvangst in gebruik. LENGING, v. (-en), het verlengen.