ELECTRISCH, bn. electriciteit voortbrengende een electrisch element, batterij, machine, centrale;
— electriciteit bewarende eene electrische flesch, plaat;
— door electriciteit voortgebracht, ontstaan electrisch licht, energie, schok, figuren, stroom, magneet;
— door middel van electriciteit bewogen een electrische slinger, trein, tram, naald, rem, vlieger;
— door middel, met behulp van electriciteit electrische telegraphie, thermometer, kabel. (Zie bij al die genoemde woorden);
— bliksemsnel.