Gepubliceerd op 02-09-2018

Eenzelvig

betekenis & definitie

EENZELVIG, bn. bw. (-er, -st), gelijk, een en hetzelfde (zijnde);

gelijkwaardig; (fig.) vervelend dat is zoo eenzelvig;
hij is erg eenzelvig, bemoeit zich weinig met anderen en stoort zich ook weinig aan hunne meeningen eenzelvig leven, stil, afgezonderd leven. EENZELVIGHEID, v.

< >