eenzelvig
eenzelvig - Bijvoeglijk naamwoord 1. in zichzelf gekeerd Woordherkomst Samenstellende afleiding van een en zelf met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen contactschuw
Wiktionary (2019)
eenzelvig - Bijvoeglijk naamwoord 1. in zichzelf gekeerd Woordherkomst Samenstellende afleiding van een en zelf met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen contactschuw
Muiswerk Educatief (2017)
eenzelvig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: een-zel-vig 1. wie graag alleen is ♢ Sanne zoekt geen contact met anderen, ze is eenzelvig Bijvoeglijk naamwoord: een-zel-vig ... is eenzelviger dan ... ...
Dr. E. Schröder (1980)
Het is duidelijk dat eenzelvig samengesteld is uit de delen een en zelf met het achtervoegsel -ig. Daarmee is de oorspronkelijke betekenis van het woord geheel in overeenstemming. Die was namelijk: een en hetzelfdeen daardoor: eentonig. Een schrijver uit de Franse tijd zegt: ‘De vaart van Leyden op Utrecht is lang en eenzelvig'. Onder ee...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud.) gelijk, een en hetzelfde (zijnde), eentonig: lange, eenzelvige wegen; 2. gaarne alleen zijnd, het gezelschap van anderen niet zoekend: hij is erg eenzelvig; eenzelvig leven, stil, afgezonderd leven.
Jozef Verschueren (1930)
(e:n'zelvəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. gelijk, identiek : een toestand, met zijn geluk -. 2. in zichzelf gekeerd : een treurig en man.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. gelijken hetzelfde (zijnde); gaarne alleen zijnd, het gezelschap van anderen niet zoekend: hij is erg eenzelvig; eenzelvig leven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: