Gepubliceerd op 02-09-2018

Dochter

betekenis & definitie

DOCHTER, v. (-s), kind van het vrouwelijk geslacht (steeds met betrekking tot de ouders): bevallen van eene welgeschapen dochter;

meisje beneden 10 à 12 jaar ongeveer: ik zal mijn dochtertje naar school brengen; vooral van groote meisjes met zijne dochter op reis gaan; zijne dochter uithuwelijken; eene huwbare dochter;
— jonge dochter, meisje, huwbaar meisje, vrijster, (ook) tegenstelling van weduwe;
— eene aangetrouwde dochter, schoondochter;
— zij is haar vaders dochter, aardt sterk naar haar vader;
— eene dochter Eva's, eene vrouw, aardende naar Eva;
— de dochteren Israels, maagden en vrouwen van het Israëlietische volk;
— (fig.) onzedelijkheid is eene dochter der armoede, komt eruit voort;
— Dochtertje, o. (-s), ook dochterken, dochterke, o. (-s).