Wat is de betekenis van Dochter?

2023-12-06
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

dochter

vrouwelijk kind van iemand. vrouwelijk kind van iemand. Voorbeelden: Bovendien vonden de meeste dochters het over het algemeen juist wel prettig om hulp en zorg te geven aan ouders en schoonouders. Het gaf hun voldoening en het gevoel iets terug te kunnen doen voor de ouders. De term 'sandwichgeneratie' klopt dus niet. Er z...

2023-12-06
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dochter

dochter - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) een vrouwelijk kind Woordherkomst afkomstig van: Middelnederlands: dochter Oudernederlands: dohter Germaans: *duhtēr Indo-Europees: *dʰugh₂tḗr Verwante begrippen zoon


Direct alle 16 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-06
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dochter

dochter - zelfstandig naamwoord uitspraak: doch-ter 1. vrouwelijk kind van iemand ♢ je bent een echte dochter van je moeder! Zelfstandig naamwoord: doch-ter de dochter de dochters...

2023-12-06
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Dochter

Wanneer ouders van hun dochter dromen, dan kunnen zij op problemen van hun kind, die zij niet bewust hebben waargenomen, attent worden gemaakt. Maar zij kunnen ook attent worden gemaakt op hun eigen nalatig gedrag tegenover het kind. Bij vrouwen wijst de droom over de dochter (die vaak zelfs onbekend is of helemaal niet bestaat) erop, dat er vermoe...

2023-12-06
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Dochter

je -s zijn hoeren schertsend antwoord op iemands gezegde ‘ik dochter (ik meende). Al bij Harrebomée.

2023-12-06
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

dochter

dochter - Vrouwelijk nageslacht.

2023-12-06
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

dochter

(de, -s), (ook, en dan beschouwd als slecht N:) dokter. Zie je die man daar, achter het stuur van die auto, hij is mijn dochter (Fernandes z.j.: 32). Etym.: In het SN komt de uitspraak k voor ch of g incidenteel voor bij vele woorden. Dochter voor ‘dokter’ is in dit licht een hypercorrectie.

2023-12-06
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dochter

s., dochter; ongehuwde —, famme(n)sbern (it); -tje, famke (it).

2023-12-06
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dochter

v. (-s), 1. kind van het vrouwelijk geslacht met betrekking tot de ouders : bevallen van een welgeschapen dochter; ik zal mijn dochtertje naar school brengen; hij heeft twee huwbare dochters ; — een aangetrouwde dochter, schoondochter ; — zij is haar vaders dochter, aardt sterk naar haar vader; —...

2023-12-06
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dochter

v. -s, dochtertje (vrouwelijk kind; jonge, vrouwelijke persoon; Z. -N. jong meisje, ongehuwde vrouw): jonge -, jonge, ongehuwde vrouw; de -s van Eva, de vrouwen.

2023-12-06
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dochter

('dochter) v. (-s; -tje) vrouwelijk kind : moeder en -. Gez. een Eva's, een vrouw inz. als behept met nieuwsgierigheid of verleidingszucht; haar vaders of moeders zijn, naar vader of moeder aarden; iemands geestelijke zijn, door iemands geest gevormd zijn. Syn. →: deern.

2023-12-06
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dochter

v. (-s, -en), kind van het vrouwelijk geslacht met betrekking tot de ouders: bevallen van een welgeschapen dochter; ik zal mijn dochtertje naar school brengen; een aangetrouwde dochter, schoondochter; zij is haar vaders dochter, aardt sterk naar haarvader; de dochteren Israëls, maagden en vrouwen van het Israëlitische volk; oneig. met bet...

2023-12-06
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Dochter

kind v/h vrouwelijk geslacht.

2023-12-06
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dochter

DOCHTER, v. (-s), kind van het vrouwelijk geslacht (steeds met betrekking tot de ouders): bevallen van eene welgeschapen dochter; — meisje beneden 10 à 12 jaar ongeveer: ik zal mijn dochtertje naar school brengen; vooral van groote meisjes met zijne dochter op reis gaan; zijne dochter uithuwelijken; eene huwbare dochter; — jonge...

2023-12-06
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Dochter

Dochter, v. (-s), jonge -, meisje; meid; vrijster. *-TJE, (B. -N), o. (-s), jong meisje. *-SGOED, o. erfdeel der dochter; (ook) uitzet. *-SKIND, o. (-eren), kleinkind. *-SMAN, m. (-nen), behuwdzoon, schoonzoon.

2023-12-06
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Dochter

Filia, nata. germ. tochter: ang. doughter. Dochterken. Filiola.