VROUWELIJK - bn. als, tot eene vrouw behoorende : de vrouwelijke personen ; het vrouwelijke geslacht;
— de vrouwelijke bevalligheden, natuurlijke bevalligheden der vrouw;
— de vrouwelijke handwerken, bezigheden, handwerken, bezigheden der vrouw;
— vrouwelijke deugden;
— zacht, beschroomd : vrouwelijke manieren hebben ;
— (taalk.) het vrouwelijk geslacht; een vrouwelijk woord;
— (dichtk.) een vrouwelijke regel; vrouwelijk rijm, met onbetoonde eindlettergreep ;
— (plantk.) vrouwelijke bloem, bloem waarin alleen stampers aanwezig zijn. VROUWELIJKHEID, v. het vrouwelijk zijn ; (ontl.) schaamdeelen der vrouw.