DERTIEN, telw., hoofd- of grondgetal: tien plus drie; door t volksgeloof als ongeluksgetal beschouwd;
— als ranggetal voor dertiende hij is van (het jaar) dertien, van 1813; vgl. acht; hij is er nummer dertien, men ziet er hem liever niet, dan wel;
— zoo gaan er dertien in een dozijn, gezegd van alledaagsche, onbeduidende personen of zaken;
— twaalf ambachten, dertien ongelukken, zie ambacht.