Gepubliceerd op 31-08-2018

AMBACHT

betekenis & definitie

o. (-en), een handwerk dat aangeleerd moet worden smeden is een ambacht, houthakken een handwerk;

— een jongen op een ambacht doen, hem een ambacht laten leeren;
— hij is meubelmaker van zijn ambacht;
— de ambachten staan van daag stil, er wordt niet gewerkt;
— ’t is met hem: twaalf ambachten, dertien ongelukken, hij zoekt telkens een ander middel van bestaan, maar komt er altijd slecht af;
— (Zuidn.) benaming der vroegere gilden;
— (oudt.) district voor de lagere rechtspraak, schoutambacht; (Westfriesl.) district voor ’t dijkwezen, elk met een eigen bestuur en op verschillende wijzen ingericht;
— de in Rijnland aanwezige waterschappen, ambachten genaamd, werden in 1864 opgeheven; in 1869 had die regeling plaats.