Gepubliceerd op 01-09-2018

Beloop

betekenis & definitie

BELOOP, o. loop, gang;

veel beloop aan iets hebben, er veel voor te loopen, te doen hebben;
— iets op zijn beloop laten, zonder zich met de zaak te bemoeien de uitkomst afwachten;
— (geldw.) bedrag;
— het beloop van eene lijn, de richting;
— model, vorm (van een schip);
— helling van een opril, een dijk deze dijk heeft een beloop van een op drie;
— glooiing te Nijmegen heeft de haven eene lengte kaaimuur van 380 M., overigens slechts aarden beloopen; het met steenglooiing bekleed beloop bleef goed, het aarden beloop kalfde af.

< >