Gepubliceerd op 31-08-2018

BAN

betekenis & definitie

1. BAN, m. (-nen), (oudt.) krijgsban, heerban, de oproeping ten strijde van de leenmannen door hun leenheer; lichting (bij de schutterij): tot den 1 eersten ban behooren;

— de achterban, de opgeroepen strijders, bestaande uit achterleenmannen;
— (mil.) geslagen of geblazen signaal bij het voorlezen van proclamatiën na het vormen van het carré werd de ban geopend;
— (Zuidn.) de bannen afroepen, het huwelijk afkondigen;
— keizerlijk vonnis waarbij de schuldige van de bescherming der rijkswetten werd verstoken, zelf vogelvrij en zijne goederen verbeurd verklaard werden;
— (fig.) iem. in den ban doen, zijn gedrag algemeen afkeuren, waardoor hij in de maatschappij onmogelijk wordt, hem dood verklaren;
— de plechtige formule bij het uitspreken van den ban;
— (oudt.) het rechtsgebied; landstreek waarover zich de rechtsban van den ambtenaar uitstrekte, ; (nog gew. ) polderdistrict, vgl. bandijk, banrecht;
— plechtige afkondiging, proclamatie;
— (oudt. bij de Israëlieten) een besluit der kerkelijke overheid, waarbij iem. de gemeenschap met de synagoge werd verboden of waarbij personen en zaken tot banoffers werden verklaard;
— (in de Christelijke kerk) een streng tuchtmiddel, ook banvloek, anathema, excommunicatie, ten opzichte van landen en volken interdict genoemd;
— de kleine ban, waarbij de deelneming aan de sacramenten werd ontzegd;
— de groote ban, welke de opheffing van alle gemeenschap met de kerk en eene berooving van hare zegeningen in leven en dood en tevens het verlies van alle burgerlijke rechten ten gevolge had. waardoor de banneling vogelvrij werd , verklaard Gregorius IX sprak den ban over keizer Frederik II uit; iem. van den ban ontslaan, ontheffen; Luther werd in den ban gedaan;
— (veroud. ; bijbel) de persoon die om eene zware misdaad moet ; gebannen worden.
2. BAN, m. (-nen), landvoogd: de ban van Kroatië.