(bande, heeft gebannen), (hist.) op plechtige wijze bijeenroepen, n. l. de vierschaar; plechtig afkondigen;
— (gew.) de schouw bannen, de schouwing over wegen, slooten enz. plechtig aankondigen en beginnen;
— (hist.) bij vonnis iem. iets toewijzen of ontzeggen;
— (gew.) schelden;
—in ballingschap zenden; iem. uit eene plaats bannen, hem op minder aangename wijze noodzaken die ; plaats te verlaten;
— den duivel, den booze bannen, dien verdrijven; vgl. duivelbanner; ban uw vrees, maak er u van los;
— een vreernd denkbeeld van zich bannen, moeite doen het te vergeten;
— (kaartsp.) aftroeven. BANNING, v. verbanning ; (fig.) bezwering. ;