Gepubliceerd op 31-08-2018

AFWEZIGHEID

betekenis & definitie

Afwezigheid v. de toestand van niet aanwezig te zijn; de staat van iemand die zich niet in zijn gewone verblijf ophoudt, zich buiten zijne woonplaats bevindt, of voor korter of langer tijd van zijn gezelschap verwijderd blijft; het van huis of elders zijn hoe hebt gij u vermaakt gedurende die zes weken lange afwezigheid ?; troost u toch over hare afwezigheid, gij zult haar zien, eer de week ten einde is; in, gedurende, sedert iemands afwezigheid, na eene lange (korte, kleine) afwezigheid; na eene afwezigheid van 3 maanden;

— (in de rechtst.) de staat van hem die zonder orde op het beheer zijner zaken gesteld te hebben, zijne woonplaats heeft verlaten, en van wien men geene tijding heeft bekomen, zoodat men omtrent zijn leven of dood in onzekerheid verkeert;
— het niet tegenwoordig zijn, ten gevolge waarvan men aan het samenzijn of eene handeling geen deel neemt: zij was de eerste die zijne afwezigheid bemerkte; niemand kan u hierin vervangen, door uwe afwezigheid zou alles in verwarring geraken;
— afwezigheid met (of zonder) verlof (van ambtenaren en krijgslieden gezegd), het zich elders bevinden na (of zonder) wettig bekomen verlof, ten gevolge waarvan men tijdelijk zijne dienstplichten niet waarneemt;
— bij afwezigheid of ontstentenis van den Voorzitter bekleedt het oudste lid zijne plaats; in uwe afwezigheid is dat gebeurd;
— alle leden waren tegenwoordig; alleen de heer A schitterde door zijne afwezigheid, trok de aandacht door niet te verschijnen waar men hem met reden kon verwachten;
— afwezigheid van gedachten, afgetrokkenheid, verstrooidheid waardoor men niet let op hetgeen voorvalt of behandeld wordt;
— het niet aanwezig zijn van iets, het ontbreken ervan op eene gegeven plaats of in een gegeven geval: de plechtige stilte die heerscht tusschen de duinen; de afwezigheid van alle geboomte, de onverstoorde eenzaamheid.
(Afwezigheid onderscheidt zich van afwezendheid, afwezen en afzijn door ruimere opvatting. Maar afwezendheid, afwezen en afzijn staan in beteekenis gelijk, en verschillen alleen in de mate van het gebruik. Het laatste is thans de gewone term, het tweede minder algemeen, het eerste nog minder, behalve alleen in de rechtstaal waarin men aan afwezendheid eene bijzondere beteekenis heeft toegekend).