Toestand - m. (-en), staat, gesteldheid (van iets of iem.); omstandigheden waarin men verkeert: de toestand van zaken is deze; in een slechten, goeden ontredderden, haveloozen toestand verkeeren; de toestand van den zieke is redelijk;
— het was me een toestand, groote verwarring, ontsteltenis.