Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wandelend

betekenis & definitie

bn., die of wat wandelt; — de Wandelende Jood, Ahasverus (zie Jood); — (nat. lust.) het wandelend blad (Phyllium siccifolium), soort van spooksprinkhaan waarbij de verbrede vleugels en poten sterk op een verdord blad gelijken; wandelende takken, enige soorten van spooksprinklianen (Bacillus, Bacteria) die sterk op takjes gelijken; — lopend: hij is een wandelend geraamte, is verbazend mager ; — een wandelend woordenbook, iem. die veel woorden kent; —zich verplaatsend : een wandelende nier ; wandelende duinen, niet door beplanting bevestigde duinen, die de wind gemakkelijk kan verplaatsen ; — ambulant; — (gew.) wandelende maden, regeling bij grasgronden in onverdeeld gemeen eigendom, waarbij elk een volgend jaar een volgend perceel in gebruik krijgt.

< >