m. (-en),
1. het ruilen, uitwisseling: iets door ruil verkrijgen; goederen in ruil voor levensmiddelen; iets in ruil geven, ontvangen, voor of tegen iets anders; — een handeling van ruilen: met iem. een ruil aangaan; een goede ruil doen, meer ontvangen dan men geeft; hij heeft die ruil gewonnen.