Wat is de betekenis van Ruil?

2023-05-29
Algemene economische basisprincipes

D.J. de Jong & C.J. de Lange (2018)

Ruil

Iets krijgen en er iets anders voor teruggeven. Indirecte ruilhandel in goederen en diensten met behulp van geld. Directe ruilhandel in goederen tegen goederen.

Direct toegang tot alle 16 resultaten over Ruil?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ruil

ruil - zelfstandig naamwoord 1. overgave van het een tegen het ander ♢ Wilhelm stelde een ruil voor: ik jouw fiets en jij mijn step 1. een goede ruil doen [meer ontvangen dan je geeft] ...

Lees verder
2023-05-29
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Ruil

zie Dwaallicht, Vuurman.

2023-05-29
Nima marketing lexicon

NIMA (1993)

ruil

Vrijwillige uitwisseling van ruilobjecten tussen ten minste twee partijen.

2023-05-29
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

ruil

vorm van verwerving van bibliotheekdocumenten waarbij bibliotheken doubletten of eigen uitgaven van de bibliotheek, of van de instelling waarvan zij deel uitmaakt, onderling uitwisselen, al dan niet met gesloten beurs.

2023-05-29
Grondslagen van de Marketing

Bronis Verhage (1989)

Ruil

De uitwisseling van producten, geld, arbeidsinspanning of andere ruilobjecten tussen koper en verkoper.

2023-05-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ruil

s., ruil.

2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ruil

m. (-en), 1. het ruilen, uitwisseling: iets door ruil verkrijgen; goederen in ruil voor levensmiddelen; iets in ruil geven, ontvangen, voor of tegen iets anders; — een handeling van ruilen: met iem. een ruil aangaan; een goede ruil doen, meer ontvangen dan men geeft; hij heeft die ruil gewonnen.

Lees verder
2023-05-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Ruil

overeenkomst waarbij twee partijen zich verbinden om elkaar wederkerig een zaak in plaats van een andere zaak te geven; zulks in tegenstelling tot koop, waarbij de ene partij een zaak levert waartegenover de andere partij geld geeft. De R., ook genoemd Ruiling, is geregeld in BW art. 1577 e.v.

2023-05-29
Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Ruil

zie: Handel.

2023-05-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ruil

m. ruilen (het ruilen; wisseling, verwisseling van staat): een goede ruil doen, meer ontvangen, dan men geeft; iets in ruil geven, ontvangen voor (of: tegen) iets anders.

2023-05-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Ruil

A) Economisch. Economisch is de mensch zich zelf niet genoeg. Daaruit volgt, dat goederen en diensten worden geruild. Bij slavernij en hoorigheid (waarbij de genoemde afhankelijkheid evenzeer bestaat) spreekt men niet van ruil; dit begrip kan men slechts laten gelden bij het bestaan van persoonlijke vrijheid en privaateigendom. De r. leidt tot rui...

Lees verder
2023-05-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ruil

m. (-en; -tje) het ruilen, wisseling : een goede doen: met iemand een aangaan: iets in geven, ontvangen tegen, voor iets.

2023-05-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Ruil

m. (-en), 1. uitwisseling van (economisch) goed, m.n. geld: iets door ruil verkrijgen; iets in ruil geven, ontvangen; 2. een handeling van ruilen: een goede ruil doen, meer ontvangen dan men geeft.

Lees verder
2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ruil

Ruil - m. (-en), verwisseling; het ruilen: met iem. een ruil aangaan ; een goeden ruil doen, meer ontvangen, dan men geeft; hij heeft bij dien ruil gewonnen.

2023-05-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Ruil

Ruil, m. gmv. verwisseling; het ruilen. *-BAAR bn. (-der, -st), te verruilen, geruild kunnende worden.

Lees verder