Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Anders

betekenis & definitie

bw. en bn.,

I. bw.,
1. op een andere wijze: los dit vraagstuk amlers op ; geheel amlers, een weinig anders ; daarmee is 't anders gelegen ; ge moet zo en niet anders handelen ; die drukte moet hem zenuwachtig maken, 't kan niet anders, ’t is een noodwendigheid ;
2. in hogere mate, meer : als gij Londen ziet, zult gij nog anders verbaasd staan, nog anders opkijken;
3. op andere tijden : ik zie hem tegenwoordig niet zo vaak als anders ; hij is anders zeer meegaande, op andere tijden, gewoonlijk ;
4. in andere omstandigheden, in ’t tegenovergestelde geval: ik heb het vanavond druk, anders ging ik naar de komedie ; hij weet het niet, anders zou hij ’t wel zeggen; maak dat je wegkomt of anders .. . / (gebeurt er iets ergs); — ik verlang een andere behandeling, anders ga ik heen, óf een andere behandeling, óf ik ga heen ; — ge wilt morgen vertrekken, maar ’t zou anders beter zijn uw reis nog wat uit te stellen, (hier drukt anders uit, dat men een voorslag tot wijziging doet) ;
5. voor ’t overige, dit ene daargelaten : de trap is smal en slecht geplaatst, anders is ’t huis zeer geriefelijk ingericht;
6. om een toegeving uit te drukken : hoe vlug hij anders is, dit is boven zijn krachten ;
7. ergens anders, op enige andere plaats (analogie van iets anders, vgl. ander) ;
8. waarom zou hij anders zo koppig zijn, om welke reden buiten deze; — vat de wapens niet op, anders dan tot zelfverdediging, buiten dat geval;
9. (veroud. en gew.) ten minste, althans : ik zou een officier niet afwijzen, had ik anders genegenheid voor hem.

II. bn. (alleen praedicatief) verschillend in hoedanigheden, eigenschappen: onze zeden zijn anders dan die onzer voorouders; met slaan krijgt men de ondeugende kinderen niet anders ; — het is niet anders, men moet er zich bij neerleggen ; — hij is niet anders, men moet hem maar nemen, zoals hij is ; — (gew.) ’t is om anders te worden! om driftig, toornig te worden.