Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Redden

betekenis & definitie

(redde, heeft gered),

1. iem. of iets uit gevaar helpen, behouden doen blijven: iem. uit het water, van de dood redden; iemands leven redden; — wederk.: hij redde zich door de vlucht; — in veiligheid brengen: zij hebben niets uit de brand gered; — zijn naam, zijn eer redden, zorgen dat zijn naam, zijn eer bij iets onbezoedeld blijft; — behouden voor het eeuwig heil: zijt gij gered? opschrift boven een zaal van het Leger des Heils; getuigen en redden; — verlossen: iem. uit slavernij, uit de handen van een woekeraar redden;
2. uit een verlegenheid helpen: die inval redde hem; met een honderd gulden ware hij te redden geweest, maar niemand wilde ze hem geven;
3. zich redden, zich uit verlegenheid helpen, zich er door slaan: hij weet zich niet te redden, is hulpeloos of niet handig; hij zal zich met zijn Frans wel weten te redden; — hij kan zich goed redden, hij is bij de hand, (ook) hij verkeert in goeden doen; — (van zaken) in orde komen, zich schikken: de zaak zal zich wel redden, heb maar geen zorg; alle wereldse zaken redden zichzelf.