Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pauselijk

betekenis & definitie

bn.,

1. tot de Paus behorende, op de Paus betrekking hebbend: de pauselijke waardigheid; de pauselijke stoel; het pauselijk gebied, de Vaticaanse Staat; de pauselijke kroon, de driekroon of tiare; — de pauselijke familie, geestelijken en leken die voor de persoonlijke dienst van de Paus en zijn Hof zijn aangewezen ; — de pauselijke kleuren, wit en geel;
2. van de Paus afkomstig, van hem uitgaande: een pauselijk decreet, een pauselijke bul, encycliek.

< >