(organiseerde, heeft georganiseerd), (<Fr.),
1. van organen voorzien, inz. in het deelw. georganiseerd (zie ald.);
2. zodanig regelen dat verschillende onderdelen van iets een systematisch geheel vormen, goed samenwerken: het verzet, een partij organiseren ; — zich organiseren, zich tot een vast verband aaneensluiten;
3. (bij uitbr.) regelen, tot stand brengen : een tombola, een fancy-fair organiseren;
4. (gemeenz., neol.) wegnemen, kapen.