Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Regelen

betekenis & definitie

(regelde, heeft geregeld),

1. schikken, in orde brengen of op zekere wijze inrichten wat de gang of werkzaamheid betreft: de gang van een klok regelen; de snelheid is gemakkelijk te regelen; de sterkte van het geluid regelen; het verkeer regelen;
2. (in ’t alg.) schikken, inrichten, in orde brengen: zijn zaken regelen; een wel geregeld huishouden; — (in ’t bijz.) de nodige maatregelen treffen opdat iets behoorlijk kan verlopen of geschieden: werkzaamheden, een congres regelen; alles was goed geregeld; dat moet nog geregeld worden; — regelend recht, waarbij de wetgever zich baseert op bestaande gewoonten en gebruiken; — ong.: alles wil hij regelen, het is een echte bemoeial;
3. regelen naar —, inrichten naar, in overeenstemming brengen met: zijn uitgaven naar zijn inkomsten regelen; — wederk.: zich naar iets of iem. regelen;
4. (Zuidn.) liniëren;
5. Zie Geregeld.