Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opstand

betekenis & definitie

m. (-en),

1. oproer, verzet, inz. tegen het wettig gezag: in opstand komen; opstand maken; een opstand dempen; — (oneig.) tegen iets in opstand komen, zich er niet bij kunnen neerleggen, uiting geven aan zijn a keer er van;
2. opstal, het gehele samenstel van iets met wat er bij behoort, b.v. van een winkel, alle kasten, planken, laden enz.;
3. (bouwk.) verticale projectie van enig voorwerp op papier; inz. meetkundige afbeelding van de voorgevel van een gebouw;
4. (bosb.) het in een bos of een gedeelte er van voorhanden geboomte; het staand hout.