bn. bw. (-er, -st),
1. nauwkeurig acht gevend: een oplettend toeschouwer; — bw.: hij sloeg haar oplettend gade;
2. aandachtig luisterend, zich moeite gevend om een zaak in zich op te nemen en te verwerken : een oplettend leerling;
3. met voorkomendheid handelende (ten opzichte van iem.), alle beleefdheid in acht nemende : hij was zeer oplettend jegens Eline.