Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onafhankelijk

betekenis & definitie

I. bn. bw. (-er, -st),

1. van niemand afhankelijk, aan niemand ondergeschikt of onderworpen, in doen en laten door niemand beperkt, vrij, zelfstandig: wij zijn geboren om vrij en onafhankelijk te zijn!onafhankelijk kunnen leven, een voldoend inkomen of een genoegzaam vermogen bezitten: een onafhankelijk bestaan hebben, bezitten, zich verschaffen enz.; — (van volken, staten enz.) aan geen vreemde heerser onderworpen, een eigen bestaan hebbende, zelfstandig, vrij: zich onafhankelijk maken, verklaren; — bw., hij heeft in die zaak geheel onafhankelijk gehandeld;
2. niet in iemands macht of te zijner beschikking staande: het grieft mij zeer, dat hij het slachtoffer is van omstandigheden, welke van hem onafhankelijk waren;
3. niet door iets bepaald of geregeld wordende: ons gedrag zal geheel en al onafhankelijk zijn van de omstandigheden: — (bw.) die ontdekking is door twee geleerden, onafhankelijk van elkaar, in 1878 en 1879 gedaan;

II. vz., ongerekend, buiten: onafhankelijk van alle verdere bezwaren, moet ik u zeggen dat ik het plan te duur vind.