bn. (-er, -st),
1. ondergeschikt, gehoorzaamheid verschuldigd aan : een onderworpen volk ;
2. deemoedig, gedwee, lijdzaam: ik was zo onderworpen, mijn berusting was zo volkomen, ik vroeg zo weinig;
3. onderhevig, blootstaande aan: het land bleef aan de plaag des oorlogs onderworpen; aan dwalingen zijn wij allen onderworpen.