Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zelfstandig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. op zichzelf .staande, onafhankelijk bestaande : een zelfstandig begrip ; zelfstandige wezens; — een zelfstandig bestaan hebben, in eigen behoeften kunnen voorzien;
2. (van pers.) onafhankelijk, niet steunende op of zich richtende naar -anderen: zelfstandig oordelen, optreden, handelen; hij is niet erg zelfstandig, kan niet uit eigen kracht handelen, steunt te veel op anderen ; — vand. ook van handelingen : een zelfstandig onderzoek, op eigen kracht ondernomen;
3. (spraakk.) zelfstandig naamwoord, woord dat een zelfstandigheid bij name noemt, substantief; — het zelfstandig gebruik, gebruik als zn., substantivisch; — zelfstandig werlcivoord, het werkwoord wezen of zijn wanneer het niet als hulpwerkwoord gebezigd is.