Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omzeilen

betekenis & definitie

I. (zeilde om, heeft en is omgezeild),

1. om of langs iets heen zeilen: het schip heeft al vaak de Kaap omgezeild;
2. her- en derwaarts zeilen: terwijl het eskader in de Middellandse Zee omzeilde;
3. langs een omweg zeilen: om het ijs moet het schip een heel eind omzeilen;
4. (overg.) zeilende omverwerpen: wij hebben een paar palen omgezeild; — overzeilen: die kof had o?is bootje bijna omgezeild’,

II. (omzeilde, heeft omzeild), langs de omtrek van iets zeilen; — (fig.) een klip, een moeilijkheid omzeilen, ze behoedzaam ontwijken (en zo toch tot zijn doel komen).

< >