Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Log

betekenis & definitie

I. bn. bw. (-ger, -st),

1. dik en plomp, moeilijk in zijn bewegingen: een log mens ; een logge schuit;
2. lomp, onbehouwen: de toren is log en zwaar;
3. moeilijk te bewegen of te verplaatsen, onhandelbaar: een log gevaarte;
4. vadsig traag: een logge geest;
5. (van bewegingen) langzaam : met logge stappen;
6. (gew.) flauw, kinderachtig.

II. v. (-gen), (zeew.) toestel om de snelheid van een schip te bepalen; oorspr. een verticaal met lood bezwaard plankje, dat, aan een lijn bevestigd, van een varend schip in zee geworpen wordt. Thans gebruikt men de patentlog.

< >