Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kunst

betekenis & definitie

v. (-en),

1. hist.) vak van kennis of studie, wetenschap : de (zeven) vrije kunsten (lat. artes liberales), t.w. grammatica, rhetorica dialectica, meet-, reken-, sterrenkunde en muziek ; — later in ’t bijz. geneeskunst: en weer zocht de arme kunst naar ’t kruid, dat nergens wast op aard;
2. kennis dienstbaar gemaakt aan de practijk, vaardigheid, bekwaamheid: de steen is met veel kunst gezet; kunst wordt door oefening verkregen ; oefening baart kunst, door oefening verkrijgt men vaardigheid ; vertoon je kunsten; iemands kunst beproeven; — dat waarin de bijzondere waarde of de moeilijkheid van een handelwijze bestaat of wat er voor vereist wordt, moeilijkheid : het is vaak groter kunst te zwijgen dan te spreken ; dat is juist de kunst; zó is er geen kunst aan; hebben is hebben en (of maar) krijgen is de kunst;
3. de bijzondere (oefening of gaven vereisende) manier (en de toepassing er van) om iets te verrichten of tot stand te brengen: hij verstaat de kunst van schermen, zwemmen; hij verstaat de kunst, om met mensen om te gaan, om geld bijeen te krijgen : iem. de kunst afkijken; (spr.) zo vraagt men de boeren de kunst af; — naar de kunst, volgens de regelen der kunst, zoals vereist wordt; een meester in de kunst; (in ongunstige zin) toepassing van bedrieglijke of ongeoorloofde middelen: door slinkse kunsten iets gedaan weten te krijgen ; — zwarte kunst, toverij, geestenbezwering (nigromantie);
4. volgens bepaalde regels beoefende verrichting, vak: technische kunsten; thans meest in samenst.: boekdrukkunst, kookkunst enz.;
5. een enkele handeling die tengevolge van oefening of bijzondere gaven verricht kan worden, kunststuk (zie ook Kunstje), behendigheid: kunsten maken, kunsten vertonen ; de kunsten van een goochelaar; — (Zuidn.) iem. de kunst geven, hem uitdagen iets te verrichten; — in ongunstige opvatting (meest in ’t mv.) fratsen, malligheden, slechte gewoonte : bij mij moet hij met die kunsten niet aankomen ; ik zal hem die kunsten wel afleren ; — dat zijn maar kunsten, smoesjes, voorwendsels, aanstellerij;
6.het vermogen van de kunstenaar en de toepassing daarvan ; het vermogen dat wat in geest of gemoed leeft of daarin gewekt is tot uiting of voorstelling te brengen op een wijze die schoonheidsontroering kan veroorzaken: voortbrengselen, vormen der kunst; het met kunst bestuurde penseel; de kunst van Rubens; — iets dat behoort tot het door dit vermogen beheerste gebied : een film kan wel degelijk kunst zijn;
7. elk der vakken die door kunstenaars beoefend worden: de bouwkunst is een der oudste kunsten; kunsten en wetenschappen; de schone kunsten ; de beeldende kunsten, de schilder-, teken- en beeldhouwkunst; — in het enk. als collect. naam voor al die vakken, of in ’t alg. voor het voortbrengen van kunstwerken: hij voelt veel voor kunst; voor de kunst leven; de kunst om de kunst; kunst is geen regeringszaak (Thorbecke), d.w.z. zij oordeelt daar niet over (veelal anders opgevat); — grote kunst, het behandelen van grootse, indrukwekkende onderwerpen; kleine kunst, het behandelen van kleine of eenvoudige onderwerpen ; — (fig.) de kunst gaat om brood, de kunstenaar heeft moeite om zijn brood te verdienen ;
8. (coll.) voortbrengselen van kunst (6.) of een kunst (7.): een handelaar in kunst; tentoonstelling van decoratieve kunst;
9. wat door mensen is gemaakt, in tegenst. met de natuur of het natuurlijke : is deze grot een werk der kunst of een gewrocht der natuur ? ; haar gehele manier van zijn is kunst, geen natuur.