Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kippen

betekenis & definitie

(kipte, heeft gekipt),

1. (van kuikens) de eierschalen doorpikken, uit het ei komen: de kuikens zullen morgen kippen;ook van de eieren gezegd: eieren laten kippen, laten uitkomen;
2. (Zuidn.) op het kippen staan, op het punt te gebeuren; — hij kwam juist op het kippen, op het juiste ogenblik;
3. uitbroeden.