Werkwoorden vervoegen
kippen (uitbroeden)
Tegenwoordige tijd kippen
Ik kip
Jij kipt
kip jij?
U kipt
Hij/Zij/Het kipt
Wij kippen
Jullie kippen
Zij kippen
Verleden tijd van kippen
Ik kipte
Jij/U kipte
Hij/Zij/Het kipte
Wij kipten
Jullie kipten
Zij kipten
Voltooid deelwoord van kippen
gekipt
Tegenwoordig deelwoord van kippen
kippend