Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Heenlopen

betekenis & definitie

(liep heen, is heengelopen),

1. weglopen : boos liep hij heen; — loop heen!, loop rond!, dat meent ge niet, ik geloof er niets van;
2. (w. g.) met iets heenlopen, er hooglijk mee ingenomen zijn;

3. het (iets) heen laten lopen, laten passeren, door de vingers zien.

< >