Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Antwoorden

betekenis & definitie

(antwoordde, heeft geantwoord),

1. ten antwoord geven (overg.): hij antwoordde mij, dat hif de zaak in overweging zou nemen; wat zal ik hun antwoorden? — (onoverg.) een antwoord geven: ik zal hun dadelijk antwoorden; ik antwoord op zulke vragen niet; (bijb.) Jezus antwoordende zeide, gaf ten antwoord; — (scherts.) antwoorden op de naam van, heten, vgl. Antwoord;
2. (bijb.) antwoorden tegen iem., zijn woorden in tegenspraak beantwoorden;
3. (bijb.) niet antwoorden van zijn daden (van God gezegd) geen verantwoording er van geven;
4. (oneig.) hij antwoordde met een vuistslag, liet op de vraag, de eis, de bewering, de handeling van de ander een vuistslag volgen (vgl. Antwoord); — (krijgsw.) op schoten, door de vijand gelost, bescheid doen door ook te schieten: de 'Fransen antwoordden ons met een hevig snelvuur; — (zeew.) aan een schip dat men ontmoet en dat door ’t hijsen der vlag gegroet heeft, op gelijke wijze de wedergroet brengen;
5. (rechtst.) zijn verweer, mondeling of schriftelijk, bij conclusie voordragen.