Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Antwoord

betekenis & definitie

o. (-en),

1. mondeling of schriftelijk bescheid op wat door een ander beweerd, gevraagd, geëist is: een gepast, bescheiden antwoord; een bevestigend, een ontwijkend antwoord; een weigerend, een gunstig antwoord; antwoord geven, geen antwoord geven; — taal en antwoord, toespraak en mondeling bescheid; — (scherts.) hij geeft antwoord op de naam van Jan, hij heet Jan; — iets zonder antwoord laten, er niet op antwoorden; — ’t antwoord schuldig {moeten) blijven, geen antwoord geven, omdat men er niet toe in staat is; — het antwoord niet schuldig blijven, niet schromen om (meestal met kracht en klem) op iets te antwoorden; — iets tot {ten) antwoord geven, krijgen, als antwoord; — een antwoord {van iem.) afwachten, wachten tot hij geantwoord heeft; — zonder antwoord af te wachten, zonder zich te bekommeren om wat men daarop zal antwoorden; — in antwoord op uw schrijven, ter beantwoording van; — brief waarin een schriftelijk antwoord vervat is: in afwachting van uw antwoord (in brieven); — bescheid dat men omtrent een of andere vraag in een boek vindt; — (rechtst.) schriftelijk verweer van de gedaagde: conclusie van antwoord, geschrift waarin het verweer vervat is; — adres van antwoord, zie ADRES; — Memorie van Antwoord, antwoord op het Voorlopig Verslag omtrent een wetsontwerp door de Kamer uitgebracht;
2. (muz.) de inzet van een thema door een opvolgende stem;
3. in ’t alg. datgene wat men op iemands zeggen of doen laat volgen en waaruit blijkt, hoe men er over denkt, welke indruk het maakt; een slag op mijn hoed was ’t antwoord op mijn eis; een blosje was haar enig antwoord.