Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Trap

betekenis & definitie

Trap - De verbinding van twee vlakken in een bouwwerk van verschillende hoogte heeft meestal plaats door een trap. In gebouwen is het een belangrijk timmerwerk, dat tamelijk veel ruimte inneemt en in velerlei vormen kan voorkomen. Men onderscheidt de rechte t., de scheluwe t., de spilt, en de t. met een schalmgat; terwijl ten slotte nog velerlei combinaties mogelijk zijn. De rechte t. is de t., waarbij de treden in horizontale projectie evenwijdig aan elkaar liggen.

Bij de scheluwe t. is dit niet het geval, zoodat hierbij de treden ook niet evenbreed zijn, maar aan één eind smaller toeloopen. Bij de spilt. zijn de treden aan één eind in een vierkanten of ronden paal bevestigd, hier zijn de treden dus wigvormig. De t. met een schalmgat bestaat uit rechte stukken, die met gebogen stukken verbonden zijn. In horizontale projectie hebben deze t. tusschen de binnenboomen (de buitenboomen loopen langs den muur), een langwerpige ruimte van 20 a 30 c.M., aan de einden meestal halfcirkelvormig afgesloten. De rechte t. is het gemakkelijkst in gebruik, de spilt. staat in dit opzicht onderaan. Soms maakt men op de halve verdiepingshoogte van een t. een platform of z.g. bordes, dat dan tevens gelegenheid biedt om de klimrichting te veranderen. Om het hoogteverschil bij een t. te overwinnen is tevens een vooruitgaande beweging noodig.

Men noemt den afstand, dien men bij elke trede omhoog gaat, de optrede, en dien men vooruitgaat, de aantrede van de t. Tusschen de optrede en de aantrede bestaat een zekere verhouding: 2 x de optr. + 1 x de aantr. mag niet meer zijn dan 63 c.M. en in het algemeen mag de optrede de 20 c.M. niet te boven gaan. Hoe kleiner de optrede, hoe gemakkelijker de t., maar hoe minder vlug men boven komt. Bovendien vereischen de t. van kleine optrede een groote aantrede en in verband daarmede veel ruimte in een gebouw. De ruimte, die door een t. wordt ingenomen, noemt men het trapportaal of in grootere gebouwen het trappenhuis. Naar gelang van de bestemming der t. geeft men haar benamingen, als: hoofdt., noodt., dienstt., zoldert., keldert., torent.; de t., die naar een bordes leidt of een of meer bordessen heeft, noemt men bordest. Men maakt de t. als regel van hout, soms echter van ijzer en voor buitentrappen wordt natuursteen of beton veel gebruikt.