treden
treden - Werkwoord 1. ergatief met de voeten begaan ♢ Zij traden op het toneel. 2. (ov) met voeten ~ minachtend behandelen ♢ De tradities werden hiermee met voeten getreden. treden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het ze...
Wiktionary (2019)
treden - Werkwoord 1. ergatief met de voeten begaan ♢ Zij traden op het toneel. 2. (ov) met voeten ~ minachtend behandelen ♢ De tradities werden hiermee met voeten getreden. treden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het ze...
Muiswerk Educatief (2017)
treden - onregelmatig werkwoord uitspraak: tre-den 1. stappen of lopen ♢ hij trad langzaam naar voren 1. de rivier is buiten haar oevers getreden [het water is over de oevers gestroomd]...
Hans Biedermann (1992)
trap een symbool van het opklimmen tot een hoger niveau, nader tot de hemel. Tempels zijn in oude culturen vaak in de vorm van getrapte torens gebouwd (zikkoerat in Mesopotamië; stoepa als boeddhistische pagode in Zuidoost-Azië, bijv. de beroemde terrasvormige tempel Boroboedoer op Java; Teocalli in het oude Mexico; getrapte piramiden aan...
Hans Heestermans (1977)
treden - ‘bespringen’, eig. alleen van hoenders, maar in fig. taalgebruik ook van mensen. Eerwaarde Bruidegom, span dan uw kragten aan; En wilt de jongheid van uw Bruid, niet eens verschoonen. Nooit bleef’er leghen (leggen, H.) dood, door 't treeden van den haan, ZOET, Digtk. Werken 333 (ed. 1714].
Van Dale Uitgevers (1950)
(trad, heeft of is getreden), I. onoverg., 1. eig. (in deft. stijl) stappen, zich begeven, gaan, lopen: zij trad verder de tuin in; aan het venster treden; nader treden; ter zijde treden, ook oneig.: plaats maken, zijn plaats verlaten; — iem. op de hielen treden, hem van nabij vervolgen; — hij trad in zijn voets...
M. J. Koenen's (1937)
trad, heeft (1), is (2) getreden; 1. de voet zetten op, met de voet drukken op: iem. op de tenen treden, hem grieven, ook: het orgel treden, wind toevoeren; fig. de wet met voeten treden, verkrachten; iem. in het slijk treden, diep vernederen; 2. de voeten verzetten, gaan, lopen: naar voren treden; ter zijde treden, op zij gaan; in iems. plaats tre...
Jozef Verschueren (1930)
(trad, getreden) [~ trappen] I. (heeft) 1. de voet erop zetten : treed op die plank. → hak, roos. teen. 2. trappen : klei-; het orgel -. → pers, slijk, voet, wet. II. (is) 1. zich erheen begeven : aan het venster -; treed nader. 2. gaan, lopen, komen : ter zijde de rivier is buiten haar oevers getreden ; tussenbeide -; iemand te na...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: