Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Evenwijdig

betekenis & definitie

Evenwijdig - 1) (in het platte vlak), twee lijnen heeten evenwijdig, als ze elkaar, hoe ver ook verlengd, niet snijden. Laat men een snijlijn a van een lijn b door wenteling om een harer punten geleidelijk overgaan in een lijn c evenwijdig met b, dan is het snijpunt bij die beweging hoe langer hoe verder weg gegaan; men zegt dan, dat de evenwijdige lijn c met b een (oneigenlijk) snijpunt heeft in het „oneindige”. Door deze wijze van uitdrukken wordt bereikt, dat snijdende en evenwijdige lijnen als gelijkwaardige gevallen worden beschouwd, zoodat stellingen betreffende snijding van lijnen nu niet langer onderhevig zijn aan uitzonderingen. — Twee kromme lijnen k en k' heeten evenwijdig, wanneer de punten P' van k' verkregen kunnen worden door op de loodlijn, die men in de punten P van k op hun raaklijn aan k kan oprichten, steeds een gelijk stuk PP' = d naar denzelfden kant af te zetten.

Zoo zijn bijv. twee concentrische cirkels evenwijdige kromme lijnen.

2) (in de ruimte), twee lijnen heeten evenwijdig, wanneer ze in eenzelfde vlak liggen en, hoe ver ook verlengd, elkaar nooit snijden de (lijnen snijden dan elkaar in het oneindige); twee vlakken heeten evenwijdig, wanneer geen enkele lijn van het eene vlak het andere vlak snijdt (de vlakken snijden elkaar dan volgens een lijn in het oneindige,; een lijn is even verlengd, het vlak nooit snijdt (de lijn snijdt dan het vlak in een oneindig ver gelegen punt). Door invoering van de (oneigenlijke) elementen(punten en lijnen) in het oneindige, bereikt men, dat snijdende en evenwijdige lijnen en vlakken als gelijkwaardig worden beschouwd. — Twee oppervlakken w en w' heeten evenwijdig, wanneer de punten P' van w' kunnen verkregen worden, door op elke normaal w een stuk PP' = d van gelijke grootte in denzelfden zin af te zetten. Bijv. twee concentrische bollen zijn evenwijdige oppervlakken.