Oldenburgsche paard. - Dit ras is in ons land wel het meest voor verbetering van onze tuigpaarden gebezigd, zoodanig zelfs, dat ons paard in de provincie Groningen reeds veel overeenkomst met het Oldenburgsche paard krijgt. Ook in Gelderland en in alle provinciën, waar landbouwtuigpaarden worden gefokt, in Friesland, Drente, Overijsel, Utrecht en Noord-Holland komen een groot aantal Oldenb. hengsten voor. Oorspronkelijk was het O. paard reeds groot en sterk en als koetspaard bekend. Vooral door invoer van Engelsche hengsten (Cleveland) en Hannoveranen werd het O. paard tot een uitstekend, zwaar landbouw-tuigpaard, dat lang als het beste tuigpaardenras in Europa werd beschouwd.
De O. is een zwaar paard, dat uitstekend voor boerenwerk ook op zware gronden geschikt is en dat verder uitstekend als koetspaard kan dienen. Het is wel niet zoo elegant als de Engelsche of Fransche tuigpaarden, doch heeft toch nog aangename vormen, een goed hoofd, een mooien verheven hals, een romp goed gespierd, voldoende breed en diep, soms wat slappen rug, een mooi kruis, zware beenen, doch met meermalen zwammige gewrichten en groote vlakke hoeven. De gangen zijn goed, vooral over korten afstand. De O. mist het uithoudingsvermogen en de chic, die men tegenwoordig gaarne in een paard ziet en mist den hoogen stepgang en de snelheid. Om deze redenen wenscht de handel dikwijls liever andere rassen. Waar wij landbouw-tuigpaarden wenschen, is de O. niet te overtreffen.