Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Provincie

betekenis & definitie

Provincie, - bet. oorspr. wingewest, daarna administratief onderdeel van een staat (vgl. departement, gouvernement, graafschap of countie). Ons land is verdeeld in 11 provinciën. De wet kan prov. vereenigen, splitsen en nieuwe vormen. Ook kunnen de grenzen der prov. door de wet worden veranderd (art. 3 Grw.). In elke prov. bestaat een college van Prov.

Staten, waarvan het gezag en de macht overeenkomstig art. 133 Grw. zijn geregeld bij de Provinciale wet van 6 Juli 1850, Stb. 39, waarvan de meermalen gewijzigde tekst opnieuw is bekend gemaakt bij K. B. van 30 Juni 1905, Stb. 224, nadien weder gewijzigd laatstel. bij de wet van 24 Dec. 1921, Stb. 1381; (zie voor de inwerkingtreding der laatste wijziging de wet van 13 Jan. 1922, Stb. 5). Aan de Staten wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der prov. overgelaten. Zij maken de verordeningen, die zij voor het prov. belang noodig oordeelen. Die verordeningen behoeven de goedkeuring des Konings; deze kan niet worden geweigerd dan bij een met redenen omkleed besluit, den Raad van State gehoord (art. 134 Grw., artt. 130, 140 Prov. wet). De Provinciale reglementen en verordeningen kunnen geen bepalingen omtrent onderwerpen van algemeen belang inhouden (art. 141 Prov. wet). De bepalingen dier reglementen en verordeningen houden van rechtswege op te gelden, zoodra omtrent het daarin geregelde onderwerp door een wet of een algem. maatregel van bestuur voorschriften worden gegeven (art. 142 Prov. wet). — De begrooting der Prov. inkomsten en uitgaven, jaarl. door de Staten op te maken, behoeft de goedkeuring des Konings (art. 137 Grw., artt. 103 v.v. Prov. wet). Zie voor de prov. rekening art. 119 v.v. Prov. wet. — De Staten benoemen uit hun midden een college van Gedeputeerde Staten, waaraan de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen, en zulks hetzij de Staten zijn vergaderd of niet (art. 139 Grw.). — De macht des Konings om de besluiten van Prov. of van Ged. St., die met de wet of het algem. belang strijdig zijn, te schorsen en te vernietigen, is overeenkomstig art. 140 Grw. geregeld bij artt. 166—174 Prov. wet. — De Koning stelt in elke prov. een Commissaris aan met de uitvoering zijner bevelen en met het toezicht op de verrichtingen der Staten belast.

Deze Commissaris is Voorzitter van de vergadering der Prov. St. en van die der Ged. St. en heeft in laatstgen. college stem (art. 141 Grw.). — Wanneer de wetten of de algem. maatregelen van best. het vorderen, verleenen de Staten hun medewerking tot uitvoering daarvan (art. 135 Grw., artt. 127—129 Prov. wet). De uitvoering geschiedt door Ged. St. voor zoover niet bepaaldelijk de medewerking der Staten wordt gevorderd (art. 128 Prov. wet). Volgens artt. 143—148 Prov. in verb. met artt. 146 en 147 Grw. zijn sommige besluiten der gemeentebesturen aan de goedkeuring der Staten onderworpen. — De Staten der prov. hebben verder het toezicht op alle waterstaatswerken (zie ook OPENBARE WEG), waterschappen, veenschappen en veenpolders, behoudens de bevoegdheid van den wetgever om het toezicht over bepaalde werken aan anderen op te dragen. De Staten zijn bevoegd, met goedkeuring des Konings, in de bestaande inrichtingen en reglementen der waterschappen, veenschappen en veenpolders veranderingen te maken, waterschappen, veenschappen en veenpolders op te heffen, nieuwe op te richten en nieuwe reglementen voor zoodanige instellingen vast te stellen (art. 190 Grw.). Tenslotte rust op de Prov. Staten de taak de leden der Eerste Kamer van de Staten-Generaal te kiezen (art. 82 Grw., artt. 110—121 Kieswet). — Prov.

Staten houden jaarl. twee gewone zittingen. De eene wordt geopend op den eersten Dinsdag der maand Juli; de andere op een door Ged. St. vast te stellen dag, vallende op een Dinsdag tusschen 1 October en 31 December (art. 64 Prov. wet). De gewone zitting duurt, tenzij de Staten tot het tegendeel besluiten, ten minste 14 dagen (art. 65 Prov. wet). Buitengewone zittingen worden, zoo dikwijls liet, tot het doen van keuzen, door de wet wordt gevorderd, of de Koning het noodig oordeelt, gehouden. In die zittingen wordt, behoudens enkele uitzonderingen, niets behandeld dan de zaken, waarvoor zij zijn bijeengeroepen (art. 66 Prov. wet, zie ook artt. 123 en 124 Sr.). — De leden der Prov. St. worden voor 4 jaren volgens evenredige vertegenwoordiging rechtstreeks gekozen door de ingezetenen der provincie, tevens Nederlanders of door de wet als Nederl. onderdanen erkend, die op 15 Mei, den dag, dat de kiezerslijst van kracht wordt, den leeftijd van 26 jaren hebben bereikt (art. 127 Grw., artt. 1, 2, 6, 15 Kieswet).

Uitgesloten van het kiesrecht zijn dezelfde personen als ook van het kiesrecht voor de Tweede Kamer der St.-Gen. zijn uitgesloten. Ook voor de verkiezingen der Prov. St. geldt stemplicht (art. 127 Grw., art. 71 Kiesw.). Om lid der Prov. St. te kunnen zijn wordt vereischt, dat men Nederlander of door de wet als Nederl. onderdaan erkend zij, niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over zijn goederen hebbe verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zij en den ouderdom van 25 jaren vervuld hebbe. De leden van Prov. St. treden tegelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar (art. 127 Grw.).