Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aardhaling

betekenis & definitie

Aardhaling - Het weghalen van aarde uit andermans grond ter herstelling van een dijk. Het recht op a. kan berusten op overeenkomst, op onteigening (geregeld in artt. 65—67 Onteig. wet) en op gewoonte of verordening. De laatste gevallen kunnen echter ook als reeds onder onteigening vallende worden opgevat.

Het voorschrift der Grw. (art. 151) en van art. 67 Onteig. wet, dat bij onteigening schadeloosstelling in den regel vooraf moet zijn genoten of verzekerd, zou dan ook voor die gevallen gelden. De Hooge Raad besliste 12 Febr. 1858, W. 1936, dat a. zonder voorafgaande schadevergoeding niet is overeen te brengen met art. 147 (thans 151) Grw., tenzij de verplichting tot aardlevering op overeenkomst berust.

Tot wegneming der uit die beslissing voortvloeiende bezwaren werd bij interpretatieve wet van 1 Juni 1861, Stb. 54, art. 68 Onteig. wet aldus gewijzigd: De artt. „65 tot en met 67 zijn niet toepasselijk ingeval specie wordt genomen van gronden, waarop de verplichting tot levering tegen of zonder vergoeding, krachtens gewoonte of verordening, zoowel als uit anderen hoofde mocht rusten. Geen nieuwe verplichting van dezen aard kan na de afkondiging dezer „wet door gewoonte of verordening worden gevestigd.” Daar echter de grondwettigheid van deze interpret. wet zelf werd betwijfeld, werd in 1887 eene bepaling van den volgenden inhoud aan de Grw. toegevoegd (addit. art. 4): „Art. 161 der Grw. is „niet toepasselijk ten aanzien van aardhaling, ingeval de specie wordt genomen van gronden, waarop „de verplichting tot levering tegen of zonder vergoeding, krachtens gewoonte of verordening, zoo„wel als uit anderen hoofde, in 1886 rustte.”