Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gewoonte

betekenis & definitie

Gewoonte - De gew. is de oudste vorm, waarin het recht zich openbaart. Eerst later wordt de rechtsvorming aan bepaalde organen van den staat opgedragen. Ook deze echter zullen met de in de gewoonten tot uiting komende rechtsovertuigingen rekening moeten houden. Vandaar dat door sommigen de gew. vrijwel als de eenige rechtsbron wordt erkend.

Op dit standpunt heeft zich vooral de zgn. Historische School gesteld, van welke een der voornaamste woordvoerders, Fr. C. von Savigny (1779-1861), op grond daarvan de Codificatie van het recht bestreed. Hare theorie is echter eenzijdig en onderschat de rechtscheppende kracht van den wetgever. — Zoodra de vaststelling van het recht aan bepaalde staatsorganen is opgedragen, ontstaat de tegenstelling tusschen wettelijk recht en gewoonterecht. Het eerste behoeft niet juist in wetten te zijn neergelegd, het kan ook worden gevonden b.v. in plaatselijke verordeningen en Koninklijke besluiten. — De wetgevende organen beschouwden het veelal als hun eerste taak het bestaande gewoonterecht te verzamelen en al of niet gewijzigd te boek te stellen. Vandaar dat dikwijls het wettelijk recht, als geschreven recht (jus scriptum) aangeduid, tegenover het als ongeschreven recht (jus non scriptum) aangeduide gewoonterecht, wordt gesteld. Deze tegenstelling is echter niet zuiver, daar eenerzijds geschreven verzamelingen van gewoonterecht niet zeldzaam zijn, en anderzijds niet ondenkbaar is, dat voor wettelijk recht geschrift niet steeds een noodzakelijke eisch is. — In verband met het al of niet door een bevoegde macht bekrachtigd zijn der gewoonten, duidde men de tot wettelijk recht verheven gewoonten als costumen (costumier recht) aan, ter onderscheiding van de door geen gezag bekrachtigde gewoonten (Fr. usages). — Volgens art. 3 A. B. geeft gewoonte geen recht, dan alleen wanneer de wet daarop verwijst.

In tal van wetsbepalingen heeft eene dergelijke verwijzing plaats. Verreweg de belangrijkste is die van art. 1375 B. W., volgens hetwelk overeenkomsten niet alleen verbinden tot hetgeen daarbij uitdrukkelijk is bepaald, maar ook tot al hetgeen, dat, naar den aard der overeenkomst, door de billijkheid, het gebruik, of de Wet, wordt gevorderd. — Het gebruik, waarnaar hier wordt verwezen moet zijn een algemeen, overal in den lande geldend, gebruik (vergel. H. R. 15 Jan. 1869, W. 3082). In andere artt. worden ook plaatselijke gebruiken toepasselijk verklaard. — Bestendig gebruikelijke bedingen worden geacht stilzwijgend in eene overeenkomst te zijn begrepen, ook als ze daarbij niet zijn uitgedrukt (art. 1383 B. W.). — Ook indien naar gebruiken wordt verwezen, wordt veelal aangenomen, dat een beroep daarop niet mogelijk is, wanneer het in strijd zou zijn met eenige wetsbepaling, zelfs wanneer deze slechts regelend recht bevat. — Hoewel de wet daarover zwijgt, hebben de gewoonten grooten invloed op ons procesrecht. Uit ons Wetb. van burgerl. rechtsvordering is dit slechts zeer onvolledig te kennen. Al hebben de bij de verschillende gerechten heerschende gewoonten (usus fori), welke onderling sterk uiteenloopen, geen bindend karakter, toch is hare inachtneming veelal in het belang der gedingvoerende partijen zeer raadzaam.