Gepubliceerd op 01-12-2020

algen

betekenis & definitie

(wieren), eentot veelcellige, verschillend gekleurde organismen die bladgroen (chlorofyl) bezitten in al hun cellen en die leven in een waterige of vochtige omgeving. Andere kenmerken van algen zijn: weinig uitgesproken celdifferentiatie, bladloos, geen vaatbundels, geen wortels noch stengels.

De grootte van de algen loopt uiteen van enige duizendsten van millimeters tot vele meters. De algen vormen een zeer vormenrijke plantengroep met zeer veel soorten die voorkomen in zout en zoet water, in vochtige omgeving (natte of vochtige aarde), op stenen, aan boomstammen of in de lucht als zwevende organismen. Een aantal algensoorten leeft binnen de verdichte dradenstructuur van bepaalde schimmels. Deze combinatie vormt een aparte hoofdgroep binnen het plantenrijk: de korstmossen.Bij de blauwwieren zijn er soorten die stikstofgas uit de lucht halen. Hun aanwezigheid verhoogt de stikstofrijkdom van de bodem.'

Geselwieren bezitten een zweephaar. Hun aanwezigheid in water duidt op een toestand van vervuiling.

De celwand van de kiezelwieren bestaat vnl. uit kiezelzuur. Sommige soorten zijn langwerpig van vorm, andere rond tot ovaal. De dode schalen van de kiezelwieren kunnen dikke lagen vormen (diatomeeënaarde of kiezelgoer).

Alle vorige groepen omvatten microscopisch kleine organismen, maar de groenwieren onderscheiden zich naar de vorm in een- en meercellige wieren, kolonievormers, meerkernige groenwieren en jukwieren. Op vochtige plaatsen treft men de groene aanslag aan van het eencellige groenwier Pleurococcus. De beweeglijke eencellige Chlamydomonas komt voor op lokaliteiten die sterk organisch verontreinigd zijn. Kolonievormers, zoals soorten behorende tot het geslacht Scenedesmus, komen in matig verontreinigde waters voor. Ook zijn er soorten die relatief hoge zoutgehalten weerstaan. Buiswieren vormen een groene laag op slijkerige bodems van rivieren en vijvers die licht vervuild zijn.

De meeste meercellige groene wieren komen in stilstaande en weinig verontreinigde wateren voor. Het merendeel van de sierwieren treft men in stilstaande, zoete en kalkarme waters aan.

In koud, ondiep zeewater treft men bruinwieren aan. Vorm en afmetingen zijn sterk uiteenlopend; sommige kunnen verschillende meters lang worden. Roodwieren komen vnl. aan de tropische kusten voor. Plaats in de voedselketen. Algen zijn als autotrofe planten in staat zuurstof te produceren via de fotosynthese; zo bepalen zij in belangrijke mate het gehalte aan zuurstof in het water. In diepere wateren van de gematigde streken worden dikwijls twee pieken in de algenontwikkeling vastgesteld.

In het voorjaar vindt er een massale ontwikkeling van kiezelwieren plaats. Deze vormen het voedsel van andere ongewervelde diertjes. Blauwwieren treden vnl. in het najaar op. Bij het afsterven van deze plantjes komen de olieachtige insluitsels in het water vrij, wat de waterkwaliteit ongunstig beïnvloedt. Algen staan aan het begin van de voedselketen (primaire producenten); zij zijn in staat om zonlicht om te zetten in energierijke verbindingen, zoals koolhydraten en vetten. Zij dienen vele, vooral kleine waterdieren tot voedsel.

De voor de algengroei benodigde voedingsstoffen zijn altijd in het water aanwezig. De hoeveelheden (vooral van stikstof- en fosforverbindingen) variëren echter per watertype. Naarmate meer van deze (mest)stoffen in het water aanwezig zijn, zullen de algen beter kunnen groeien en zal hun aantal toenemen mits de overige omstandigheden dat toelaten. Uiteindelijk wordt hun dichtheid echter zo groot dat individuen van dezelfde of verschillende soorten elkaar gaan hinderen. Aldus kunnen er soorten verdwijnen ten gunste van andere die zich onder deze omstandigheden beter en sneller kunnen ontwikkelen. In vele gevallen gaat deze ontwikkeling zover dat slechts enkele soorten overblijven, maar dan wel in zeer grote aantallen.

Men spreekt dan van algenbloei. Algen komen overal in het water voor: als zwevende organismen (fytoplankton) en vastgehecht aan een ondergrond zoals stenen, beschoeiing, stengels, bodem, andere organismen (perifyton). In open wateren groeien vooral algen die in staat zijn te zweven of te drijven. Zij hebben een relatief groot oppervlak t.o.v. hun inhoud, waardoor hun zweefvermogen groot is. Ook kolonievorming bevordert deze eigenschap, evenals vet- en oliedruppeltjes en holle ruimte in hun cellen. In kleine of plantenrijke wateren overheersen algen die (een deel van) hun leven doorbrengen op een ondergrond en die om welke reden dan ook daarvan zijn losgeraakt (tychoplankton).

Plantenrijke wateren zijn in het algemeen rijk aan organische stoffen en aan kleine deeltjes van geheel of gedeeltelijk uitgevallen planten of dieren, die zich ophopen op de bodem, op en tussen planten, langs de oever en op plekjes waar het water niet of nauwelijks beweegt. In deze omgeving vindt men dan ook naast de gewone soorten veel saprofyte algensoorten, d.w.z. soorten die leven van organisch afval.

Algen en de waterkwaliteit De meeste algen nemen de voor hun groei noodzakelijke stoffen direct op uit het water via hun dunne celwanden; hun gehele celoppervlak staat in innig contact met hun waterige omgeving. Chemische en fysische veranderingen in de omgeving hebben dan ook directe gevolgen op hun voortbestaan. Voor de ene soort werkt een verandering gunstig, waardoor deze zich in aantal en in ruimte kan uitbreiden, voor een ander soort werkt de verandering juist ongunstig, zodat deze in aantal afneemt of geheel verdwijnt. Van deze wisselwerkingen wordt gebruik gemaakt bij de beoordeling van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Bepaalde (combinaties van) algen kan men verwachten in wateren met bepaalde chemische en fysische eigenschappen. Van vele algen is bekend welke mate van verontreiniging zij kunnen verdragen.

Niet alleen hun aanwezigheid in het water, maar ook hun dichtheid geeft een aanwijzing voor de waterkwaliteit. Niet alleen spelen allerlei chemische verbindingen een rol bij de verspreiding van de algen, ook de vorm, de (geologische) oorsprong, de eigenschappen van de bodem en de geografische ligging bepalen in hoge mate de samenstelling van de algengemeenschappen.

Algen voor menselijk gebruik Algen bevatten veel eiwitten en koolhydraten. In principe zijn zij zeer geschikt als voedsel voor mens en dier, hoewel sommige zeer giftig zijn, zoals een aantal soorten dat voorkomt in mossels en deze oneetbaar maakt. Vooral de in zee voorkomende, vastzittende grote algen worden als voedsel gebruikt, in het bijzonder in het Verre Oosten en in OostEuropa. Doordat zij vele spoorelementen en vitaminen bevatten, zijn ze uiterst geschikt voor consumptie (als groente, in soep, met vlees en vis, of als veevoer). In rijstculturen wordt een stikstofbindende blauwwier gekweekt om de bodem daarmee te verrijken.

Sommige algen bevatten zoveel van een bepaalde chemische stof dat deze eruit gewonnen kan worden (calcium, kalium, jood, soda, aceton, melkzuur). Industrieel worden deze zeebewonende algen verwerkt tot bindmiddel, dat als grondstof wordt gebruikt in de textiel-, papier-, fotoen cosmetica-industrie (stijfsel, impregneren van tenten, kunstvezels, lijmen, tilmemulsies, pasta’s, crèmes, bindmiddel voorpillenenz.).IndeussRwordendraadwieren gekweekt voor het fabriceren van duurzame en hoogwaardige papiersoorten (voor papiergeld, oorkonden e.d.). Eencellige algen kunnen, als zij in turbulent water worden gekweekt, zeer efficiënt energie uit het licht binden en opslaan in hun cellen. Via experimenten tracht men deze eigenschap te benutten om grote hoeveelheden energie in de algen op te slaan, om deze in een later stadium weer te benutten. Op industriële schaal worden dergelijke massacultures al gekweekt om te worden gebruikt als grondstof in de veevoederindustrie.

Sommige wiersoorten worden reeds gebruikt bij de zuivering van afvalwater. Huishoudelijk afvalwater b.v. is een van de beste voedingsbronnen voor algen. De wieren produceren zuurstofgas, dat weer ten goede komt aan zuurstofminnende bacteriën. Deze bacteriën immers ruimen het afval op.

Diatomeeënaarde wordt op vele plaatsen ter wereld gewonnen en gebruikt in de bouwindustrie, als schuurmiddel en als filtermateriaal in o.a. zwembaden. Planktonalgen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van aardolie (door onvolledige omzetting van organische stof).