Gepubliceerd op 01-12-2020

korstmossen

betekenis & definitie

(Lichenes), plantaardige vlechtwerken die bestaan uit schimmeldraden en wiercellen. Zij worden als één plant beschouwd, maar zijn eigenlijk twee in hoge mate op elkaar aangewezen, samenlevende planten.

De wieren kan men goed afzonderlijk kweken, de schimmelcomponent moeilijk en hij komt slechts tot sporevorming wanneer hij als deel van het korstmos leeft, dus in samenspel met het wier (symbiose). Het wier levert de voedings- en groeistoffen, terwijl de schimmel zouten en mineralen absorbeert, waarvan het wier profiteert. Korstmossen zijn b.v. de grijze plukjes ‘mos’ in kerststukjes, de oranje plakkaten op muurtjes en stenen, en het in de bloemisterij gebruikte rendiermos.Korstmossen kunnen struik-, blad- of korstvormig zijn. Zij leven vooral op (dood) hout of op rotsen, oude muren, boomschors, bladeren enz. Zij kunnen als ‘pioniers’ groeiplaatsen betrekken die voor andere plantengroei onbruikbaar is. Korstmossen die op bomen leven (epifyten) hebben duidelijk voorkeur voor bepaalde boomsoorten. Ook spelen factoren als leeftijd en plaats van de boom (alleenstaand of in een bos), micro- en macroklimaat, bemesting van de stam, luchtvochtigheid en lichtintensiteit, structuur van de schors e.d. een rol bij het voorkomen van korstmossen. Door het samengaan van schimmel en wier ontstaan chemische verbindingen, die elke partner afzonderlijk niet kan voortbrengen (o.a. korstmoszuren) en die rotswandoppervlakken en zelfs glas aantasten.

Korstmossen kunnen onder zeer extreme omstandigheden leven. Bij zonnig weer drogen zij snel uit en komen daardoor in een rusttoestand; na toevoer van vocht worden zij fysiologisch actief. Water nemen zij snel op (dit kan oplopen tot vele malen hun droog gewicht).

Veel soorten zijn echter gevoelig voor luchtverontreiniging. In Nederland is in 1958 onderzoek verricht naar de verspreiding van korstmossen, en in 1970 door de Werkgroep Herkartering Epifytenwoestijn Nederland (wHEN-project) naar de relatie tussen korstmossen en luchtverontreiniging. Het aantal soorten werd als maat voor de epifytenrijkdom gebruikt. Ook in België werd een aantal streken onderzocht, o.a. de Denderstreek, Limburg en de kanaalzone Gent-Terneuzen. In de steden die door hun steenmassa’s een bij uitstek goede groeiplaats voor korstmossen zouden kunnen zijn, treft men ze weinig aan (epifytenwoestijn). Rondom industriecentra ontstaat een gebied waarin korstmossen sterven en verdwijnen: door dit verschijnsel op de voet te volgen heeft men een sprekend bewijs en een maatstaf gevonden voor de steeds verder voortschrijdende luchtverontreiniging.

Door vastgelegde punten op bomen regelmatig te fotograferen, kan groei en afsterven van korstmossen worden vastgelegd. Zo is gebleken dat wiercellen degenereren onder invloed van zwaveldioxide in de lucht (afkomstig uit de verbrandingsgassen van fossiele brandstoffen), waardoor ook de schimmel afsterft. Men veronderstelt dat verzuring van de schors daarvan de oorzaak is. Bepaalde korstmossen zijn daarom nuttige bio-indicatoren voor luchtverontreiniging. Ook is er een duidelijk verband tussen de hoeveelheid zware metalen in de neerslag en het metaalgehalte; dit bleek uit monsters van het korstmos Hypogymnia physodes dat zeven maanden had doorgebracht op 1,4 km afstand van een Deens staalbedrijf.