Gepubliceerd op 01-12-2020

blauwwieren

betekenis & definitie

(Cyanophyta), hoofdafdeling van het plantenrijk, nauw verwant aan de bacteriën. Blauwwieren zijn eencellige organismen die steeds fycocyanine, een blauwe kleurstof bevatten.

Zij komen voor als enkele cel, leven gegroepeerd in draden of als celkolonies en zijn wereldwijd verspreid: op rotsen, aarde, boomstammen, in voedselrijk zoet water, zelfs in hete bronnen (tot 75 °C). Er komen geel, rood tot zwart gepigmenteerde organismen voor. In symbiose met andere planten leeft b.v. Anabaena azollae (in bladholten van watervarentjes), of met schimmels samen korstmossen (Lichenes) vormend. Draadvormige blauwwieren zijn vaak slingerend of kruipend. De vermeerdering geschiedt door celdeling en fragmentatie, soms door vorming van ‘rustsporen’; dit zijn dikwandige cellen met reservevoedsel, die soms na 70 jaar nog kunnen kiemen. Een echte celkern ontbreekt.Soms ondergaan blauwwieren een enorme uitbreiding en drijven door gasvacuolen in de cellen (waterbjoei) b.v. in de Rode Zee door een rood getinte soort Trichodesmium. Algenbloei komt vooral voor op plaatsen die rijk zijn aan voedsel. De massa blauwwieren die dan ontstaat verbruikt veel zuurstof, zodat ’s nachts de vissen door zuurstofgebrek kunnen sterven. In drinkwaterspaarbekkens geeft algenbloei een onaangename smaak aan het drinkwater.

Er zijn blauwwieren die de ontwikkeling van andere wieren remmen of giftig zijn voor vissen. Zo worden blauwwieren die olie bevatten gegeten door slakken en insektelarven. Deze dienen op hun beurt weer als voedsel voor vissen. De olie zet zich uiteindelijk vast in de spieren van de vis. De typische slijmsmaak van karper en zeelt is aan deze olie te wijten.