Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

klaar

betekenis & definitie

(kla:r)

I. bn. en bw. (-der, -st) [Lat. clarus]
1. licht, doorzichtig : water, als kristal; de lucht is een klare hemel. Syn. → helder.
2. onvermengd, zuiver : in klare boter gebakken; klare jenever; dat is klare onzin, louter onzin. → koffie, wijn.
3, gemakkelijk te begrijpen, duidelijk : een klare stijl; zich uitdrukken. → dag, klontje, koffiedik. Syn. → begrijpelijk.
4. gereed : het eten is -; met iets zijn; ik sta voor de reis ; zich tot, voor iets maken ; alles is kant en-; is Kees, ik ben gereed. → paard, zessen. Syn. → af.

II. bw. geheel en al: wakker blijven.

III. Klaar v. (Klaren; -tje) → Clara.

< >