Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

paard

betekenis & definitie

(pa:rt) o. (-en; -je)|Mlat. paraveredus < Gr. para, bij + Mlat. veredus < Lat. reda, wagen]

I. Eig. sierlijk gebouwd huisdier dat de mens als rijen trekdier dient (Equus caballus) : het werd reeds in de vroegste tijden door de mens getemd; het- hinnikt, slaat achteruit, steigert, trappelt; een bereden, koppig, mak, schichtig -; een wild, een bevangen, dampig, stijf -; een beslaan, roskammen, scherp zetten; karre-, koets-, koppel-, last-, luxe-, parade-, ploeg-, post-, ren-, rij-, school-, slepers-, trek-, werk-, wisselpaard; dat ruikt stal; het wijfje van het heet merrie, het jong, veulen; een ongesneden mannelijk is een hengst; -en houden, (aan)fokken; de leeftijd van de -en is te herkennen aan de vorm van de tanden; een blind, dood, hinkend, oud -; een kentaur is half mens en half -; het staat op stal, wordt naar het wed gebracht, in de weide opgevangen ; het wordt gevoed met haver en hooi ; te klimmen, stijgen, zitten; te rijden; een man te -; een zadelen, optomen; een bij de toom houden, leiden; de ruiter bestuurt, ment het -; het wordt tot sneller lopen aangezet door het met sporen te nopen, door het te slaan; een -laten draven, galopperen; harddraverij van -en; een af rijden; - en rijtuig houden, verhuren; een af richten, dresseren, kunsten leren; -je → rijden in de nek); -je spelen. Gez. dat zal mij niet meer slaan, voortaan zal ik wijzer zijn; de beste -en staan of vindt men op stal, de oppassende mensen zijn meest thuis of de beste meisjes vindt men thuis, zijn huiselijk en ingetogen of die er het meeste van weet, is er doorgaans niet bij; de -en achter de wagen spannen, een zaak verkeerd aanvatten: de -en, die de haver verdienen, krijgen ze niet, wie het meeste, zwaarste werk doet, krijgt soms het minste loon; een gegeven moet men niet in de bek zien, een geschenk moet men niet te nauwkeurig beoordelen; een gehuurd - en eigen sporen maken korte mijlen, eigen goed spaart men meer dan gehuurd goed; een lange haver geven, zweepslagen geven; een
-onder de zadel gebruiken, het als rijpaard bezigen; een op de stang rijden, het flink de teugel doen gevoelen; (een -) van zessen klaar [met vier goede poten en twee goede ogen], een slimme kerel; een oud van stal halen, een oude toespraak, redevoering, preek nog eens houden; een slecht- berijden, slecht af zijn; een wijs, dom berijden, wijs, dom handelen; gauw op zijn -(je) zijn, lichtgeraakt, spoedig verstoord zijn; het beste struikelt wel eens, iedereen kan missen; het gevleugeld, vliegend -, Pegasos; het hinkende -komt achteraan, de bezwaren komen later, men wachte zich voor al te grote blijdschap; het ijzeren -, de lokomotief van een spoortrein of de trein zelf of de fiets; het vale -, als rijdier van de dood; hou, -, ook Fig. houd op; iemand op zijn zetten, hem kwaad maken; iemand te helpen, hem erboven op brengen; iemand over het- tillen, iemand al te zeer prijzen zodat hij aan de verwachting niet kan voldoen en dus moet tegenvallen; lichte -en, lichte ruiterij; met de -en van St. Francisclub, te voet; oude -en jaagt men achter de schans, oude bedienden schaft men (ondankbaar) af; op zijn klimmen, springen, grote woorden gebruiken of in vuur geraken of boos worden; -en onder de man, rijpaarden; sterk zijn, werken, zweten, honger hebben als een -, buitengewoon, geweldig; waar het aangebonden is, moet het vreten, men moet zich naar de omstandigheden schikken. → ezel, geweten, man, oog.

II. Metn.

1. nabootsing, afbeelding van een paard: de -en van een draai- of mallemolen; het- is een van de stukken in het schaakspel; een houten of hobbelpaard; stokpaard; het houten of Trojaanse - of het van Troje binnenhalen, inhalen [zie Trojaanse Oorlog], zijn eigen ondergang argeloos bewerken.
2. houten schraag op vier stutten : een om hout op te zagen.
3. lange springbok op vier poten, om gymnastiek op te doen.
4. houten stoel die met een haak op het dak vastgehaakt wordt en waarop de leidekkers schrijlings zitten.
5. Scheepst. touw dat in een bocht onder de raas van een → mast hangt en de matrozen dient om erop te staan bij het behandelen der zeilen.

Enc. Ons tamme paard stamt waarschijnlijk af van het wilde paard dat thans nog op de hoogvlakten van Midden-Azië wordt aangetroffen. In de loop van de XXXde eeuw v. K., werd het in Babylonië en Assyrië ingevoerd en later kwam het naar Egypte, waar, tijdens het Nieuwe Rijk, de paardenteelt beroemd was. De Grieken vereerden het paard en verheerlijkten zijn mooiheid in de plastiek. Xenophoons boek over de Rijkunst (IVde eeuw v.

K.) is het eerste ons bekende literaire boek over het paard. Bij de Germanen werden de paarden in de oorlog gebruikt, doch eerst in de tijd van het leenwezen en van het ridderdom verkreeg de ruiterij haar eigenlijke betekenis. De moderne rijkunst stamt uit de periode der Italiaanse renaissance. In de oude tijd werd het paard bijna uitsluitend als rijdier gebezigd, pas later werd het als trekdier en nog later als rijtuigdier aangetroffen. Engeland is het meest typische en het belangrijkste land voor de paardenfokkerij. De Shetlandse pony is het kleinste, de shire is het zwaarste, de hackney het hoogststaande koetspaard en het Engels volbloed is het snelste en een der sierlijkste paarden die er in de gehele wereld te vinden zijn. In België heeft het wereldberoemde Brabantse-paard de vroegere Vlaamse en Ardenner rassen geheel verdrongen ; in Nederland heeft men drie paarderassen: het Friese-, het Gelderse- en het Zeeuwse-paard.